Verhalen uit Baouan: 'Fumdo Vlaskno'
Zoals iedere ochtend wanneer hij geen klus had weten te versieren rinkelde zijn mechanische wekker hem exact om tien uur wakker. Een half uur later had hij zich meestal met een barstende hoofdpijn uit zijn bed geworsteld gekregen. Dan plenste hij wat water uit de kraan, dat in zomers als deze niet koeler dan lauw werd, over zijn gelaat, poetste hij plichtmatig zijn tanden, trok zijn afgeleefde bruine pak aan, dronk enkele flinke teugen uit een karton sinaasappelsap uit de ijskast, en zocht zijn bescheiden tweekamerwoonst in het op dat moment al in verval geraakte en dus min of meer betaalbare Bunker Hill, L.A. af naar wat muntstukken of – als hij geluk had – een schaars bankbiljet. Zo ook die dag. Met het bij elkaar gesprokkelde geld trok hij vervolgens te voet de richting van Hollywood en Santa Monica blvd uit, en hield hij halt bij een somber, langdurig niet opgefrist dinercafé - het heette het Columbia-buffet - waar de serveuse even levensmoe leek als het interieur en het niemand iets kon schelen, wie je was, waar je vandaan kwam of wat je er kwam doen. Aldus met rust gelaten zette hij zich geheel volgens zijn doorheen de jaren ontwikkelde routine aan een tafeltje bij het raam en keek hij naar het roetstoffige gewemel van het verkeer. Na precies twee koppen koffie en vier sigaretten zette hij zich recht, mompelde een niet beantwoorde afscheidsgroet, en slenterde onder een snel opwarmende zon naar het aanpalende gebouw waar hij enkele maanden eerder een beperkt aantal niet gecertificeerde acteerlessen had gevolgd. Dagelijks doorpluisde hij daar in de inkomhal de met een bonte wirwar aan opgespelde advertentiepapiertjes beklede muur. Enige jaren voordien toen hij in zijn hoedanigheid van taxichauffeur een regisseur op vakantie in Cuba vervoerde, had deze bij hem een onmiskenbaar schermpotentieel erkend, en hem in een bevlieging een bijrol in zijn kort daarop van start gaande productie als rechterhand van een kartelbaas in New York aangeboden. Op kosten van het geaffilieerde mediabedrijf was hij binnen enkele weken naar de V.S. gevlogen en had hij zijn rol meer dan naar behoren weten te spelen. De film was een kaskraker geworden en hij had, ook al was zijn bijdrage klein, indertijd gedacht dat zijn bedje in die wereld voortaan gespreid lag. Hij vestigde zich dan ook prompt in L.A. waar hij echter al snel moest concluderen dat de concurrentie moordend was en dat eigenlijk niemand op hem zat te wachten. Sindsdien ging hij in op allerlei soorten annonces, op zoek naar een nieuwe kans die hem zou kunnen lanceren. Helaas leverden zijn inspanningen slechts heel sporadisch een auditie op, laat staan een betaalde acteerprestatie, waardoor hij genoodzaakt was ook op andere manieren hier en daar wat geld bij elkaar te schrapen om te overleven. Die middag spreidde de tot infobord herleide muur zowat het gebruikelijke, weinig optimistisch stemmende aanbod tentoon dat, naast enkele schaarse oproepen uit de entertainmentindustrie, hoe langer hoe meer aanvragen voor onderbetaalde handenarbeid bevatte. Sinds enige tijd hadden immers ook het legertje opportunistische werkgevers die de stad rijk was en die gebruik wilden maken van de wanhoop van de overload aan acteurs in de dop, hun cynische weg naar dit medium gevonden. Daar had hij vandaag geen zin in. Wel noteerde hij een nummer voor een reclamefilmpje en werd zijn aandacht getrokken door een weinig onthullende folder betreffende een soort academisch ogend onderzoek waar hij zonder veel perspectief ook een lipje met telefoonnummer af scheurde, vooral daar het voorspiegelde dat het om een “enorm goed betaalde job” ging. Naast hem schreef een kleine, pezige Italo-Amerikaan die volgens hem in zijn straat woonde en die hij bij de kruidenier vaak een voorraad sinaasappels zag inslaan, met een ostentatieve zucht de gegevens op via dewelke je kon solliciteren naar een baan als tv-scenarist. Met een korte groet waaruit een blijk van verstandhouding sprak aangaande het weinig benijdenswaardige schuitje waar ze zich beiden in bevonden, namen ze afscheid van elkaar.
Toen hij later die dag met een openbare munttelefoon aan het bellen sloeg, kreeg hij geen auditie te pakken voor het reclamewerk. Verstoken van enige verwachting draaide hij ook de andere meegegriste cijfercombinatie, waarop hij een zakelijke stem aan de lijn kreeg die hem opvallend welwillend gezind leek, die eerder vaag bleef over de aard van de kwestie welke enkel werd omschreven als een wetenschappelijk project, maar waarvoor hij tot zijn verrassing en hoop wel meteen geselecteerd was. Het exacte bedrag dat hem gegarandeerd werd, deed hem zelfs even duizelen en zorgde ervoor dat hij zich verder niet al te veel vragen stelde. Als enige instructie kreeg hij mee dat hij over precies drie dagen, voor zonsopgang op een welomschreven plaats op het strand van Ventura aanwezig diende te zijn.
Op de bewuste morgen wist hij heel vroeg in de ochtend een lift te scoren bij een pendelaar die hem aan de oceaan afzette, niet ver van het perceel strand waar hij verwacht werd. Op vier lotgenoten na, waar hij zich al snel bij voegde, was de zandvlakte verlaten terwijl de zee krachtig tegen de kustlijn af- en aan klotste. Zelfs de eerste surfers waren nog niet op het toneel verschenen. Toen de vroegste zonnestralen op het wateroppervlak weerkaatsten, en het vijftal net met hun onrust geen bleef meer wist wegens het uitblijven van een ontvangst of dergelijke, en ze het erover eens begonnen te raken dat ze ten prooi waren gevallen aan een of andere slechte grap, arriveerde een helikopter. De piloot verliet de cockpit niet, maar terwijl de wieken bleven draaien en heel wat zand lieten opwaaien, maakten wel twee mannen met een clipbord zich van het toestel los, en deze kwamen onmiddellijk op het onrustige groepje af. Ze stelden zich voor als medewerkers van een onderzoeksorganisatie die de wetenschap een nieuwe richting wilde laten inslaan. Zonder heel concreet te worden gaven ze vervolgens meer uitleg over het opzet waar ze voor ingehuurd waren. Ze legden uit dat ze zich helemaal identificeerden als wetenschappers omdat ze werkten op basis van tot feiten teruggebrachte bewijsvoering en omdat ze eenzelfde empirische en op logica stoelende methodiek hanteerden. Wel vonden beiden dat het huidige paradigma al lang was vastgeroest en dringend aan vernieuwing toe was, iets wat ze zelf met hun organisatie wilden bewerkstelligen. Door een manier te vinden buiten de beperkingen van het menselijke denken te treden, hadden ze namelijk een volledig nieuwe conceptuele structuur geïntroduceerd, waarmee alle waarnemingen in rekening konden genomen worden, ook die waar de traditionele wetenschappen geen blijf mee wisten en waarvan ze hadden besloten die voor de makkelijkheid te negeren. Daardoor waren een aantal basisaxioma's waarop het hele bestaande systeem berustte wat hen betreft niet langer houdbaar en sneuvelden noodzakelijkerwijs een heel aantal onwrikbaar geachte natuurkundige wetten. Ze gingen er prat op dat in hun hernieuwde discipline geen uitzonderingen getolereerd werden en dat ze zo in de toekomst tot een ander, waterdicht systeem konden komen.
Na een korte vragenronde waaruit ze weer niet heel veel wijzer werden (wel werd de persoonlijke veiligheid ten overvloede gegarandeerd) kregen ze allen een dikke envelop met geld toegestopt en gingen ze aan boord. Eerst werd hen evenwel dwingend gevraagd een document te ondertekenen voor ontvangst, waarbij ze daarbovenop elke eventuele aansprakelijkheid afwezen, akkoord gingen met een strikte geheimhoudingsplicht en zich bereid verklaarden zich over precies een jaar nog eens op een nader te bepalen plaats aan te melden voor een eenmalige opvolging. Ze kregen ook nog de belofte dat ze volledig zelf mochten beslissen hoe lang ze aan het gebeuren deelnamen, zelfs als ze er na tien minuten de brui aan gaven zou niemand een vertrek in de weg staan, en de verloning bleef hoe dan ook dezelfde. Daarna volgde een uitnodiging aan boord van de helikopter te gaan. Tijdens de vlucht raakte Fumdo aan de praat met zijn buurman Berglund Nogami die hem onderhield met de talrijke avonturen die hij op acid had beleefd. Dat was voor zijn gesprekspartner een totaal onbekende wereld vermits hij in een poging zich een jazzcat-imago aan te meten enkel bekend was met het roken van heroïne uit zilverpapier.
Na zowat een uur vliegen daalden ze naar de bodem van een diepe kloof in Arizona af, zo ver ingesneden in de steile wanden dat het zonlicht op geen enkel moment van de dag tot beneden reikte. Via een koepelvormige klep die men verticaal kon opentrekken bereikten ze een metalen trapladder waarlangs ze terecht kwamen in een bol ovaalvormige rotsholte waarin een soort laboratorium stond opgesteld dat bemand werd door een tiental technische assistenten. Moest je vanop grote hoogte met een rotsscanner de plaats doorlichten zou je ondergronds een immense langwerpige, holle ruimte opmerken in de vorm van een reusachtige gekko, alsof een tientallen meters lange versie van dit dier ooit bedolven was geraakt onder door atoomsplitsing gesmolten gesteente dat zich er perfect rond had gestold, waarna het gigantische reptiel doorheen de tijd helemaal tot stof was vergaan en het gesteente nu een mal ervan bleef vormen. De controlekamer annex het onderzoekscentrum bevond zich in de palm van de rechtervoorpoot. Van daaruit vertrokken vijf nauwe tunnels waar een niet al te corpulente mens op handen en voeten net door zou kunnen kruipen naar de bolle toppen waar de vingers van de klauw in uitliepen. De deelnemers aan de proefneming werden gesommeerd zich helemaal te ontkleden. Enkele minuten later lagen op een lange, met het gesteente mee krommende bank langs de wand vijf netjes opgevouwen hoopjes kleren met bovenop telkens de envelop met geld. Elk van hen werd nu een tunnelingang aangewezen, waarna van hen verwacht werd dat ze erdoor kropen helemaal tot aan de holte, zich daar oprolden en er bleven liggen tot de aandrang om terug te keren niet langer viel vol te houden.
Fumdo kroop met een wat benauwd hart de tweede tunnel in. Aanvankelijk was hij ervan overtuigd dat hij snel weer in het labo zou staan en er met een aardige som vandoor kon gaan. Terwijl hij zich tussen de koele rotsen door wurmde, ebde zijn angst echter wonderbaarlijk weg, en toen hij zich op het eindpunt tegen de gladde wanden als een kat in een bolletje had gerold, voelde hij een lichte, aangename tinteling in zijn huid overal waar de steenmassa hem raakte, alsof er een uitwisseling van onzichtbare stoffen plaats vond. Daarnaast was ongemerkt een muzikaal gezoem opgestegen dat zijn hoofd vulde met rustgevende klanken. Na een tijd wist hij ook niet meer of hij zijn ogen nu open of dicht had, aangezien het onderscheid tussen het volstrekte donker van de ruimte en zijn eigengrau verdwenen was. De duisternis was zowel visueel als tactiel waarneembaar. Al snel begonnen zich heldere beelden voor zijn geestesoog af te tekenen en kon het hem niet eens meer schelen of hij nu sliep dan wel wakker was. Uit de oorspronkelijk constant bewegende, schijnbaar doelbewust manoeuvrerende, naar een bevattelijk beeld toewerkende, kleurige vlekkenmassa kwam na enige tijd scherp de jonge vrouw met het brede afrokapsel uit zijn wijk naar voor, wandelend onder de brandende zon in zijn straat, zoals hij haar quasi dagelijks tegenkwam. Hij had al sinds hun eerste ontmoeting stiekem een oogje op haar, maar tot zijn spijt leek ze nooit onder de indruk van zijn vlotte praatjes die ze steevast abrupt afkapte, waardoor ze nooit echt met elkaar in conversatie waren getreden. Het langste onderhoud dat ze met elkaar hadden gehad was die keer dat hij op een vooravond met een net geledigd glas op het trapje aan zijn voordeur zat, en haar al van ver aan zag komen met een volle boodschappentas. Meteen doken in zijn gedachten allerlei onderwerpen op waarmee hij haar luttele seconden later vast en zeker zou aanspreken. Net toen ze hem zou passeren en hij klaar was hier mee van start te gaan, hield ze dwingend een vinger voor haar raadselachtig glimlachende mond, zo aangevend dat hij nog even moest zwijgen. Langzaam rommelde ze in haar tas en haalde een fles rode wijn met schroefdop tevoorschijn. Ze opende die en schonk hem er een half glas van in. Hij keek met een mix van verbazing en opgetogenheid naar haar op, maar ze was blijkbaar nog niet klaar. Vervolgens herhaalde ze immers de handeling, zij het deze keer met een fles witte wijn waar ze de rest van het glas tot de rand mee vulde. “Ik weet anders toch niet wat ik met jou aan moet,” wierp ze hem met een guitige twinkeling in haar ogen toe, klaar om er weer vandoor te gaan. Hierna barstte ze in onbedaarlijk lachen uit, en vervolgde al schaterend haar weg huiswaarts. Voor het eerst sinds lang, misschien zelfs ooit, vond hij geen weerwoord en zat hij er met zijn mond vol tanden bij. Terwijl hij haar wat bedremmeld nakeek, dronk hij mechanisch het glas leeg. Het smaakte zelfs best goed.
In zijn trance trok haar levensgeschiedenis ondertussen in sneltempo aan zijn geestesoog voorbij. Hij zag haar zoon geboren worden en opgroeien tot een toerende muzikant, en hij zag ook haar kleindochter ter wereld komen en zich als jonge vrouw eveneens op het muzikale pad begeven. Ondertussen was het gegons in zijn oren geëvolueerd naar aeriaal gezongen melodieën met de bedwelmende aantrekkingskracht van sirenegezangen. Toen er zich ook een door een diepe bas ondersteunde beat rond vormde en een spitante gitaarriedel door de sonische sluier heen kwam gewaaid, opende hij met een ruk zijn ogen en was hij in een andere tijd en wereld. Hij bevond zich in 2024, meer bepaald op 6 september, ergens in Europa in een Frans sprekende, kleine gemeente in België waar hij recht in het gezicht van de kleindochter keek die met haar band La Luz net een optreden had aangevat in een naast een kleine kermis op het dorpsplein geposteerde tent. De muziek die al de ganse tijd zijn gedachten begeleidde concretiseerde zich nu op het podium in de vorm van de bezwerende opener 'Close Your Eyes.' Alsof hij fan was van het eerste uur, was hij van de weeromstuit op de hoogte van de ganse voorgeschiedenis van het Amerikaanse viertal dat voor het eerst op tour trok met een – op frontvrouw Shana Cleveland na - volledig nieuwe bezetting. Deze bracht moeiteloos een soulvolle seventiesgroove op de planken waarboven zweverig melodieuze, vocale partijen in afwisseling werden geplaatst met door synths ondersteunde gitaarexplosies. Waar de songs, vooral geplukt uit recentste plaat 'News of the Universe' en aangevuld met aanstekelijk materiaal uit oudere releases (inclusief singles 'Sure as Spring' en 'Call Me in the Day' die al van het debuut meegaan en nog steeds niet aan kracht hebben ingeboet), soepel en overlappend meanderden rond oldiespop, psychedelische folk en surfrock, schipperde de neergelegde kadans tussen laidback en nerveus gejaagd. Zo creëerde het instrumentale klankentapijt een broeierige, onheilspellende atmosfeer die perfect zou passen als soundtrack bij een grootstedelijke film uit de jaren 70. Mee wiegend op het meeslepende ritme raakte Fumdo hierdoor helemaal bedwelmd. Door de muziek heen bevangen van een soort verslavend gevoel van extase, raakte zijn lichaam volledig ontspannen en ook zijn geest vond een indringende zielerust waarbij het leek alsof hij hier zonder problemen tot in de eeuwigheid in een soort zen-bliss zou kunnen blijven vertoeven.
Toen La Luz ter afsluiting van hun show op het SMG Music Fest 'California Finally' inzette, kwam hier echter eensklaps verandering in. Het leidde zijn gedachten richting L.A. en plotseling traden realiteitsgebonden herinneringen aan zijn woonplaats naar de voorgrond, vergezeld van de gevoelens van wanhoop die hij daar had ervaren telkens zijn onvervulde dromen helemaal buiten bereik leken. Plots viel hem ook een gevoel van verzet als een blok op het hoofd. Hij was niet bij zijn familie vertrokken om langzaam weg te kwijnen in Bunker Hill of opgeslokt te worden door de machinaties van de entertainmentbusiness, en evenmin om – hoe zaligmakend het ook was – te liggen vegeteren tussen een steenmassa. Hij werd overstelpt door een diep geloof dat hij het in L.A. toch nog zou gaan maken. Hij moest zijn kansen blijven wagen. Fumdo Vlaskno zou alsnog de wereld bij zijn kladden pakken! Op slag ontwaakte hij uit zijn meditatieve staat en bevond hij zich weer bij zijn volle bewustzijn. Daar in het donkere uiteinde van de tunnel tussen de rotswand geklemd, sloeg daarenboven een tot dan toe merkwaardig afwezig gebleven claustrofobie ongenadig hard toe. Haastig kroop hij achterwaarts terug tot in de controleruimte waar de wetenschappers al zijn bewegingen op schermen zaten te observeren.
Toen hij uit de gang kwam gekropen draaiden ze zich van hun monitoren naar hem toe en meende hij een lichte teleurstelling in hun blik te ontwaren. Omdat hij de eerste opgever was, vreesde hij. Op de lange bank zag hij immers nog alle vijf de hoopjes kleren liggen met erbovenop de enveloppen. Toch reageerden de onderzoekers professioneel. Nadat hij zich had aangekleed, bedankten ze hem uitvoerig, wezen hem nog kort op de getekende geheimhoudingsplicht, wensten hem nog veel succes en meldden dat hij, indien gewenst, onmiddellijk weer met de helikopter naar L.A. zou worden gebracht, waar hij uiteraard gretig op in ging.
Na deze ingrijpende belevenis zou hij niet lang meer in Bunker Hill blijven wonen. Hij was voorgoed en ten gronde veranderd. Diep in de canyon had hij vanuit de rotswand mysterieuze krachten en lang vergeten kennissen langzaam zijn lichaam en geest voelen binnensijpelen. Hij was altijd rad van tong geweest, maar eerder doelloos, en dat was nu niet langer het geval. Een golf van vertrouwen overspoelde hem dat hij vanaf nu steeds precies de juiste woorden op het juiste moment in de juiste volgorde zou vinden in om het even welke situatie, en zo zou hij de realiteit rondom hem voortaan steeds kunnen boetseren en tot zijn eigen voordeel ombuigen.

Reacties
Een reactie posten