Verhalen uit Rikansalla: 'Magnetisch'
Vandaag zou de spanning die hier al een hele week in huis hing en waar ik mij met mijn neefje Tom en nichtje Bea zoveel mogelijk voor had trachten af te sluiten, tot een culminatiepunt komen. Waar het al dagenlang een voor ons geheimzinnig gehouden aan- en aflopen van familieleden was, leek niemand zich echt om ons te bekommeren en beschikten we dus over een grote mate aan vrijheid. Het voelde allemaal een beetje aan zoals het begin van 'Home Alone' zij het dan zonder de positieve anticipatie van een verre reis, namelijk meer beklemmend, met een in de lucht hangende (aan Couperus' beste werk herinnerende) sfeer van noodlottig onheil.
Na een onrustige, woelige nacht waren we vroeg uit de veren en improviseerden we schichtig een ontbijt in de langzaam in chaos verzonken keuken. De dageraad bleek op dat moment echter een leugen; de zon was verdwenen en de ramen waren grauw en vlokkig, ook al was het nog zomervakantie. Niettemin zetten we ons de vorige avond bedachte plan door om te gaan vissen aan de stenen brug over de rivier. In hindsight was het de start van een aaneenschakeling van noodzakelijke gebeurtenissen waarvan je onbewust wist dat je er geen controle over had, net alsof het echt zo was dat iedere daad geboren wordt, nog voor je ze verricht, alsof ze altijd al bestaan heeft, zelfs voor ze in contact komt met haar uitvoerder. Onderweg kruisten we een priester die er met zijn lange grijzende haren en glanzende, bloeddoorlopen ogen in de voorstedelijke omgeving totaal verloren en misplaatst uitzag. Om welke reden dan ook stond hij erop dat we hem verwelkomden in New Jersey. “Welkom in NJ,” mompelde ik om ervan af te zijn, terwijl we in een boog rond hem heen glipten. Nog voor ik helemaal uitgesproken was, verspreidde zich op zijn verweerde gelaat een door in sneltempo verzwakkende zinnen veroorzaakte, gelukzalige glimlach. Toen we even later met onze korte, dunne werphengeltjes (ik had een Ronco Pocket Fisherman) aan het water arriveerden, braken de eerste zonnestralen in enkele heldere zuilen (waarvan er één de stroom plaatselijk tot op de bodem hel verlichte) door de bewolkte hemel. Terwijl Tom als een dolle druktemaker meteen zonder enig overleg herhaaldelijk zijn vislijn begon uit te werpen en weer in te halen, verkoos ik als meest gelouterde ervaringsdeskundige een meer praktische aanpak en begon ermee mijn medehengelaars gedetailleerd uit te leggen hoe je best een worm aan de haak aanbrengt, i.e. je neemt de made tussen duim en wijsvinger van je linkerhand, en prikt met je rechterhand het haakje in een vloeiende beweging precies tussen twee huidplooien in. Zo is het aas voldoende op zijn ongemak (het is oké, pijn voelen ze niet) om te spartelen (vissen wantrouwen dode prooi) en sijpelt er toch geen pus uit het prikgaatje. Toms impulsieve geharrewar met zijn hengel en mijn pseudodeskundige uitleg werden echter beiden abrupt onderbroken door de rond haar neus lijkbleek weggetrokken Bea. “Stop ermee!” gilde ze, “Stop! Jullie gaan de vrouw die op de bodem woont kwetsen met jullie haken. Ze wil ons enkel beschermen door het in de duisternis loerende gevaar te vangen in haar onderwaterkooi.” Een instinctieve blik in het water werpen dierf ik niet, en waar het precies om ging kon ik niet bevatten, maar dat ze gelijk had voelde ik tot in mijn diepste wezen; ook dat we hier zo snel mogelijk vandaan moesten. Merkelijk geen tegenspraak duldend gelastte ik in allerijl onze spullen bijeen te graaien, en we repten ons haastig naar huis.
Nauwelijks bekomen van de doorstane indrukken, er nog niet in geslaagd een deugdelijke verklaring samen te puzzelen, gingen we elkaar voor enkele uren uit de weg, tot de tijd kwam dat mijn muzikaal aangelegde nichtje – zoals reeds lang was afgesproken – werd afgehaald om in de vroege avond onder de naam Fast Cat als jongste artieste op de vierde editie van Down The Hill, een groeiend psychrock- en stonerfestival in het Hageland (waar op een tweede podium ook ruimte werd voorzien voor minder gitaarmuurgedreven muziek) acte de présence te gaan geven als percussioniste bij Slow Bear. We mochten mee gaan kijken. We kregen zelfs een plaats aan de zijkant van het podium toegewezen en konden zo het hele spektakel vanop de eerste rij meemaken. In een ontspannen sfeer ondersteunde ze samen met Basement C op bas frontman Huddie's tegelijkertijd aanstekelijke en onder de huid kruipende nummers die schipperden tussen energieke akoestische lo-fi grunge ('Floaters'), meeslepende popfolk ('I Came in throught the Back') en meer hypnotisch materiaal zoals de stampende afsluiter 'Hippie Hustle' en het dynamische, zich in golven ontplooiende 'Brainwaves'. Afgewerkt met zowel in- als uitwendig diepgravende, vaak mysterieus geformuleerde, soms geëngageerde, steeds met hooks doorspekte lyrics brachten ze zo drie kwartier lang een ritmisch en melodieus erg catchy set op de planken. In de backstage zagen we een af- en aanlopen van muzikanten en kregen we achteraf nog een drankje en een hapje.
Eens terug thuis was het al behoorlijk laat en fonkelden de sterren aan de hemel. Op mijn aansturen hadden we ons teruggetrokken in de ouderwets met houten meubilair ingerichte, desolate studeerkamer van mijn grootvader. Dat er nog iets te gebeuren stond merkte ik aan het feit dat vandaag de hele O'Connor familie aanwezig was, behalve dan mijn oom Dan die tante Barbara van de luchthaven zou afhalen van een avondlijke vlucht, en mijn vader die zijn zus' sinds lang vaste vriend Geoff ergens, ik weet niet waar, ging oppikken, en doordat iedereen nog drukker en lawaaieriger door de gangen en kamers beende dan voorheen zonder dat het echt een praktisch nut leek te hebben. Ik was niet verrast toen een donkere sluier, alsof een gigantische zwarte ondoordringbare deken boven de woonst zweefde, het licht van de hemellichamen leek te blokkeren. Van onweer was geen sprake. Toch viel door de ramen een immense donkerte de kamer binnen waardoor de schaduwen die de bureaulamp op het meubilair wierp zich des te scherper begonnen af te tekenen. Mechanisch voorgeprogrammeerd handelend staakte ik onze bezigheden, en schoof het donkerrodige, nepperzische tapijt opzij om een gladgeboende betegelde vloer vrij te maken. Hier strooide ik met een plechtig gebaar een op het bureau gevonden doosje paperclips op uit. Een kleine siddering doordrong even de koude metalen voorwerpen waarna ze aan een exponentieel groeiende snelheid richting hoek van de kamer schoven waar ze tegen het behangpapier bleven plakken alsof ze aangetrokken werden door een erg sterke magneet achter de muur. Een kille windvlaag leek langs onze ruggengraat te waaien en met het kippenvel nog op onze armen lieten we het raadselachtige tafereel geruisloos achter ons.
Behoorlijk van de kaart hadden we immers nood aan zoveel mogelijk vertrouwde menselijke aanwezigheid in onze buurt, en begaven we ons naar de drukste, centraal op het gelijkvloers gelegen kamer van het huis. Nadat eerst Barbara was aangekomen en even later ook Geoff, zag ik hen beiden in hun lichaam zoals ze vroeger eens waren geweest, waarbij hun kleren los rond hun slanke, stevige lijven flapperden. In zijprofiel kwam de uitsnijding van tante Barbara's azuurblauwe jurk nu heel erg laag te liggen en zag je daardoor een stevig, rank, met een lichte gouden schijn gebruind jong lichaam. Haar partner had nog steeds krachtige, symmetrisch rechthoekige schouders, en ook aan zijn ronde hoofd met gezichtsbrede blonde snor was qua omtrek weinig veranderd, maar de loszittende stof van zijn hemd waaronder nu geen buik en week borstvlees meer te bespeuren viel om het te vullen en zijn normaal gezien strakke, nu los om de benen hangende, dik katoenen, zwart met donkergrijs in de lengte gestreepte broek katapulteerden hem in mijn ogen terug naar een ver verleden.
Los daarvan waren de gemoederen duidelijk verhit. Wat begon als een collectieve luidruchtig gevoerde woordenwisseling leidde spoedig tot een toestand van algehele hysterie.
Jaren voordien, aan de andere kant van de oceaan was Barbara al eens dagenlang vermist geweest, een nooit opgehelderd mysterie waarvan tot nu geregeld nog gevolgen de kop op staken. Op de benedenverdieping van een in die tijd gigantisch winkelcentrum stond Geoff toen omstreeks sluitingstijd rond de centrale fontein sigarettenrokend te wachten, nadat Barbara met Lawrence, haar zoontje uit een eerdere relatie, de toiletten was gaan opzoeken. Nog voor hij zich zorgen begon te maken dat ze wel erg lang wegbleven, kon hij zich niet van de indruk ontdoen dat de twee stevig in de spieren zittende, duidelijk moeilijk de warmte verdragende mannen in vlekkeloos maatpak die hij voor een etalageruit heen en weer zag benen, er enkel waren om hem in de gaten te houden. Waar hij oorspronkelijk hun achter zonnebrillen verborgen blikken zoveel mogelijk trachtte te ontwijken, veranderde zijn houding tegenover hen, van zodra een min of meer normale wc-bezoektijd ruim overschreden leek, in een hoe langer hoe meer met paniek geïnfuseerde nieuwsgierigheid naar een ogenblikkelijke oplossing. Nadat hij de eerste metalen luiken voor de vitrines naar beneden zag zakken en zijn onrust tot een nauwelijks te verdragen hoogte was gestegen, voelde hij zich tot actie aangemaand, en ondernam hij een poging met hen in conversatie te treden. Hij was er immers van overtuigd dat zij de enige sleutel waren om zijn partner en adoptiekind terug te vinden. Ze bleken echter Engels noch een andere taal die hij zelf beheerste, machtig. Wel begreep hij dat ze hem met gebaren richting de rij taxi's die door de automatische, glazen toegangsdeur zichtbaar was, probeerden aan te sporen om geen verdere stappen te ondernemen en stante pede vervoer terug naar het hotel te zoeken. Toen nog vastbesloten niet alléén te vertrekken ging hij hier niet op in, en hij besefte daarenboven dat hem dat zelfs onmogelijk ware, aangezien Barbara de toeristenrondbindtas bij zich droeg waarin zich al hun documenten, inclusief geld en andere waardepapieren bevonden. Met groeiende wanhoop en een gevoel van hulpeloosheid liet hij de piste van de twee mannen vervolgens varen, en besloot hij via de inmiddels desolaat draaiende roltrap poolshoogte te gaan nemen op de in het midden tot aan het plafond opengelaten bovenverdieping waar zich de sanitaire voorzieningen bevonden.
Omdat hij reeds zo vreesde, verbaasde het hem nauwelijks dat hij noch bij de vrouwen- noch bij de mannenafdeling (waar hij woest bonkend en bijna hysterisch tierend alle deuren open gooide) enig spoor van de gezochten aantrof. Wel merkte hij op deze nagenoeg verlaten étage een eenzame, (aan het gebogen, knokige lichaam, de diepgroevende rimpels en de uitgedunde grijze haren te zien) stokoude man op. In zijn verblekend grijsblauwe werkplunje en met zijn dito stoffen machinistenpet uit de negentiende eeuw op het hoofd, stond deze hem al een tijdje – buiten zijn weten om – gade te slaan en welwillend toe te lachen. Wanneer Geoff hem eindelijk in het vizier kreeg en aanstalten maakte op hem toe te stappen, sloeg deze met verbazend kwieke tred een hoek om op een plaats waar je logischerwijze geen doorgang meer zou verwachten, vermits de gang leek dood te lopen op een dwarsstaande zijmuur. Met grote, onhandige sprongen stormde hij hem achterna,... en toen stopte het uurwerk van het leven. Hij was niet langer op deze wereld.
Wat hij te zien kreeg was hem volstrekt onbekend. Met zijn tropische inkleding van jungleplanten en namaakrotsen inclusief cascade-achtig neerwaarts stromend water hield de mechanische trap (die in een hoek van meer dan 45° steil omhoog leidde tot verder dan het oog kon reiken) waar de oude man gedecideerd op toestapte, het midden tussen een smalle kabelbaan en een attractie in een waterpark. De ouderling wierp Geoff nog een aanmoedigende glimlach toe over zijn schouder alvorens op de onderste stenen neer te hurken en zich zo - onverschillig voor het zijn kleren donker aan het lichaam plakkende, doorwekende water - omhoog te laten voeren. Voor hij uit diens blikveld verdween, gebaarde hij Geoff nog met een lankmoedige armbeweging hem te vergezellen. Niet van plan hierop in te gaan, wel koortsachtig op zoek naar een alternatief, bespeurde deze echter een schijnbaar dezelfde richting uitgaande, in brede spiralen uitwaaierende, geleidelijker oplopende wenteltrap die heel ver hemelwaarts een donkere wolkenmassa indook. Hoopvol verwachtend dat die hetzelfde einddoel zou bereiken, koos hij voor deze verstandelijk iets bevattelijkere route. Aanvankelijk terend op adrenaline zette hij er flink de pas in en voelde hij lange tijd pijn noch vermoeidheid. Na wat in zijn hoofd enkele uren leek, kwam echter nog niet het minste spoor van een einde in zicht. Hij voelde de kracht hoe langer hoe meer wegsijpelen uit zijn benen en merkte dat het wegens de steeds ijler wordende lucht almaar moeilijker werd zuurstof op te nemen. Hij was inmiddels in een soort nevel terecht gekomen, en koele transpiratiedruppels voelden ijskoud aan op zijn verhitte gelaat. Meer strompelend dan wandelend en zeer moeilijk ademhalend, leverde een blik omhoog hem niets anders op dan een verduisterende, zich immer verdichtende wolkenmassa. Had hij lange tijd, met groeiende onheilsgevoelens, hoog vanuit de hemel een verzwakkend afdalend menselijk gegil aanhoord, viel de volledige afwezigheid van geluid hem inmiddels onmiskenbaar koud op het hart (hij hoorde zelfs het bonken van zijn hoofd en het gonzen van zijn bloed in zijn oren niet langer). Het was alsof een gigantische spons alle klankgolven absorbeerde nog voor ze zich ook maar enigszins hadden kunnen verplaatsen. Hij kwam in acute zuurstofnood, kreeg haast geen voet meer voor de andere gezet, raakte aldus geen trede meer op, en zeeg uiteindelijk hevig brakend op de kille stenen treden neer. Enkel nog in staat terug naar beneden te kruipen zag hij vanuit zijn ooghoek hoog boven zich enorme zuilen van licht in verschillende kleuren doorheen het dichte wolkendek flitsen, net of aan één stuk door vanuit verschillende hoeken met reusachtige zaklantaarns werd geschenen. Halverwege de terugweg leken de ergste symptomen van hoogteziekte voorbij en was hij in staat weer voorzichtig rechtop te lopen. Terug min of meer op de been vergezelde een tot een ondraaglijke intensiteit aangegroeid schuldgevoel hem, en dit liet hem een aantal maal overwegen rechtsomkeer te maken. Hij ging er immers vanuit dat zich geen nieuwe kans zou aandienen. Telkens weer zorgde het tot in zijn diepste wezen doordrongen besef van de zinloosheid van de hele onderneming ervoor dat hij evenwel geen gehoor gaf aan zijn aandrang. Toen hij dan uiteindelijk, alle twijfel achter zich gelaten, terug beneden kwam vond hij de wildwaterkabelbaan niet terug (de gang richting zijmuur liep gewoon dood), enkel de in eenzaamheid verzinkende toiletten. Hij daalde dan maar weer af naar de fontein. Daar was het alsof hij tijdens het wachten in slaap was gevallen: honderd jaar later werd je wakker, maar in werkelijkheid duurde het niet langer dan een seconde. Iets was neergedaald in zijn geest gedurende dat korte vacuüm in de tijd, en wat het was wist hij niet, maar hij wist wel dat hij dit in al zijn jaren in het lichaam van Geoff Fizzsimons nooit zo dicht genaderd was.
De enige overgebleven activiteiten die zich afspeelden in het winkelcentrum waren inmiddels enkel nog gericht op het correct afsluiten van de dag. De security duwde de laatst achtergebleven kooplustigen richting uitgang, en de veegmachine kwam reeds uit het berghok aangereden. Er zat Geoff niets anders op dan terug te keren naar het hotel en daar af te wachten. Zonder geld noch enige andere papieren op zak zag hij zich genoodzaakt dit te voet te doen. Eens aangekomen plofte hij, na de sleutel aan de balie afgehaald te hebben, volledig ontredderd en uitgeteld, ruggelings neer op het bed en begon de minibar leeg te drinken. Hij liet deze, tussen en resem onregelmatige, onrustige slaapepisodes door, geregeld weer aanvullen, en zocht alzo enige dagen naar vergetelheid. Het uitchecken en afrekenen aan het eind van de week wanneer hun reservatie ten einde liep, was wel het minste van zijn zorgen. Na precies vier dagen afwezigheid trof Barbara hem in half comateuze toestand op bed aan, toen ze, eveneens helemaal buiten zinnen, met roodbehuild gelaat – alleen – de hotelkamer binnenstrompelde. Hij was er deze keer niet in geslaagd Lawrence zijn lot te laten ontlopen. Zelfs na de geboorte van hun beider dochter Beatrice zou dit als een donkere schaduw boven de rest van hun dagen blijven hangen.
In het toenmalige heden stond de situatie dus ook nog steeds op springen. Barbara had stijf van de stress en nukkig haar entree gemaakt en reageerde kregelig, onwillig en kortaf op elke begroeting. Toen Geoff even later de woonkamer betrad waar de verzamelde familie zich bevond, was hij met pretlichtjes in zijn kwajongensogen net middenin het plastisch verhalen van een uit zijn kindertijd opgehaalde herinnering. Hij leek zijn vrouw noch iemand anders te herkennen, en vond dit blijkbaar geen probleem, evenmin als hij zich vragen stelde over het hoe en waarom van de situatie, zolang men hem maar liet doorratelen. Terstond nam Barbara Bea bij de hand en liep hem straal voorbij om zich met haar dochter terug te trekken op haar vroegere kamer. Reeds de eerste keer dat Geoff werd voorgesteld aan de familie had hij last van sporadisch opflakkerende momenten van acute verstrooidheid waar niemand zich indertijd vragen bij stelde. Het probleem manifesteerde zich echter exponentieel frequenter en langduriger, en toen hij, nadat Lawrence was verdwenen in Amerika, daarenboven merkelijk overmatig begon te drinken ging iedereen uit van alcoholgerelateerde vroegdementie. Alleen Barbara had ondervonden dat het slechts een symptoom van een grotere, mysterieuze aandoening was waarbij zijn persoonlijkheid zich volledig leek terug te trekken naar een onbekend, niet langer bereikbaar oord en eigenlijk helemaal in het niets oploste en zo plaats maakte voor enkel en alleen een heleboel herinneringen uit zijn schooltijd die hij zelf geweldig interessant vond en die hij dan ook gretig verbaal in het rondstrooide. In dezelfde tijdspanne zonk Barbara eerst weg in een diepe depressie om daarna bestendig te blijven schommelen tussen zich met geforceerde gelukzaligheid vastklampen aan Bea en het nijdig opzetten van stekels tegen de gehele kosmos die haar een geweldig onrecht toebedeeld had. De twee waren doorheen de jaren op die manier helemaal uit elkaar gegroeid, en het enige dat Barbara nog voor haar partner voelde, was een diepe minachting gekoppeld aan een onbestemde, peilloze, niet helemaal verdiende haat.
Er werd nog een laat souper geserveerd waarvoor Barbara en haar dochter ook met enige moeite naar de eetkamer werden gesommeerd. Bea kwam op de vrije plaats naast mij zitten en tante Barbara probeerde zich tussen haar twee breedgeschouderde broers te wurmen en zich zo voor de aandacht te verstoppen. Ze hulde zich aanvankelijk in ostentatief stilzwijgen, dat niet lang vol te houden bleek, doordat ze op (duidelijk op voorhand bedisseld) aanstoken van haar vader vanuit verschillende hoeken onophoudelijk onder vuur werd genomen met de meest venijnig stekende opmerkingen die (slechts gedeeltelijk) onder water expliciet de schuld inzake de doorheen de jaren naar een dieptepunt gezakte familierelaties, - die (vond men), nu opa zo slecht ter been was, toch dringend weer moesten aangehaald worden - volledig bij haar legden. Het feit dat Geoff ondertussen de ene straffe anekdote na de andere over zijn middelbare schooltijd oprakelde, verlichte de ijselijk gespannen sfeer niet, maar zorgde er daarentegen voor dat iedereen zich nog meer begon te ergeren en helemaal op scherp kwam te staan. Langzaam ontwaakte Barbara uit haar alles onberoerd op zich af laten komende lethargie, en nam ze er niet langer genoegen mee de beschuldigingen met een gespeeld onderkoeld, onderhuids van woede vertrokken gelaat te ondergaan, en ging ze eerst in de verdediging om na een korte tijd zelfs voluit voor de aanval te kiezen en de rollen om te draaien. Zelf wist ze immers ook elk van de volwassen tafelgenoten heel wat aan te wrijven. Die begonnen als gevolg daarvan hoe langer hoe ongemakkelijker op hun stoelen te schuifelen, maar toen ze hen voor de eerste keer de in het verleden rond hun huis opgedoken, het licht uit zijn omgeving absorberende, geheimzinnige, hoogontwikkelde halfsimiaan, die jaren als een vreselijk taboe ver onder de mat was geschoven om daar in het beste geval voor altijd te blijven rotten, voor de voeten wierp, trokken ze stuk voor stuk (op Geoff na) lijkbleek weg. Barbara's rant kwam nu pas goed op gang, week niet meer van het onderwerp af, en richtte zich hoe langer hoe meer als een zich scherpstellende laserstraal op haar vader en de deal die hij indertijd met deze sinistere figuur had gesloten en die haar leven ten gronde had verwoest. De oude Peter scheen niet langer in staat weerwoord te bieden, hij had werkelijk een gemene virale infectie (of erger) te pakken, en antwoordde enkel met een van tijd tot tijd de kop opstekende, verontrustende rochelhoest die aardig naar magere Hein klonk. Barbara wekte de indruk nog een climax in petto te hebben, waarbij de woorden zo razend uit haar mond gespoten kwamen dat ze nauwelijks tijd had om adem te halen, en toen ze over haar zinnen begon te struikelen en het fysiek en mentaal niet langer vol te houden viel, zakte ze, helemaal uitgeteld, het laatst overgebleven restje lucht uit haar longen persend, zinneloos schreeuwend in haar stoel achterover.


Reacties
Een reactie posten