Verhalen uit Rikansalla: 'Gorilla'
Vanachter zijn bureau in zijn werkkamer hoorde Peter O'Connor uit de achtertuin een gil komen die zowel van zijn vrouw als van zijn dochter kon zijn. Hij haastte zich via de keukendeur naar de patio die op het zuidwestelijk gerichte, in struikgewas en bosschages uitlopende gazon uitgaf en zag beiden in het schemerduister verschrikt op hem af komen rennen. Helemaal buiten adem bereikte Barbara hem als eerste, duwde hem onverwijld opzij en stormde door paniek bevangen het huis in, op de voet gevolgd door zijn vrouw Wendy die zich in eenzelfde toestand bevond en – hij moest zich nog reppen zelf mee binnen te geraken - de deur achter zich meteen in dubbel slot draaide en daarbovenop zelfs het beveiligingshaakje vastmaakte. Nog nahijgend en in een soort shocktoestand trachtten ze middels ongecontroleerde gebaren en een gehaaste, weinig doordachte woordenbrij, zo goed en zo kwaad als hun gesteldheid het toeliet, duidelijk te maken wat er aan de hand was. Met enige moeite kon hij eruit opmaken dat ze tijdens hun gezamenlijke verpozing in het groen opgeschrikt waren door geluiden en bewegingen tussen de opgeschoten heesters die een aanwezigheid van een andere grootteorde dan die van een vogel of knaagdier verrieden. Onbewust ten diepste gealarmeerd door een niet te staven, slechts vaagweg intuïtief opgemerkte onnatuurlijkheid in het nabije gestommel, en bewust de uit de kluiten gewassen, losgebroken Mechelse herder die een tijd ervoor woest en niets ontziend het terrein was binnengeraasd (en zoon/broer Dan met een litteken op de arm had opgezadeld) indachtig, hadden ze instinctmatig gepanikeerd en zo snel mogelijk de veilig geachte beschutting van de woonst opgezocht.
Nieuwsgierig - maar er allerminst gerust genoeg in om buiten poolshoogte te gaan nemen - posteerde Peter zich, geflankeerd door de nog steeds bleek weggetrokken moeder en dochter, in de woonkamer voor het grote raam dat een uitgestrekt zicht bood op de achterliggende gronden. Niet helemaal wetende wat te verwachten, tuurden ze gespannen en met onzekere fascinatie naar wat zich in hun blikveld zou kunnen vertonen. In de nu snel invallende duisternis begon zich (zowat midden op het grasveld) een naderende figuur geleidelijk aan hoe langer hoe scherper af te tekenen tegen de weidse horizon waarvandaan het boogvormige schijnsel van de laatste restjes zon lange, almaar meer met de algehele duisternis samenvloeiende schaduwen hun richting uitwierp. Ze ontstaken van waar ze stonden de buitenspot die het het dichtst bij het huis gelegen gedeelte van de omgeving in een helder licht deed baden. Vanachter glas zagen ze schijnbaar kalm, alsof die zich op eigen, door en door vertrouwd territorium bevond, een breedgeschouderde, donkere gedaante beheerst op hen afkomen. Het gezicht, de handen en de borst vertoonden een dikke, zwarte, leerachtige huid, terwijl de rest van het lichaam bedekt was met stugge, teerachtige haren. “Een gorilla!” was het eerste dat eensgezind in hen opkwam. Met het gedrongen postuur en de zelfbewust krachtige uitstraling vertoonde het wezen qua uiterlijk inderdaad opmerkelijke kenmerken van dergelijke imposante primaatsoort, zij het dan een halfwas exemplaar (die van lengte slechts tot op schofthoogte van een echte zou komen), en daarenboven één die helemaal keurig rechtop liep en wiens (in verhouding) kortere armen niet over de grond sleepten. Met een onbehaaglijk gevoel en een opkomende onrust zagen ze echter ook, als een soort mini-atmosfeer rond het lichaam, een duistere, gasvormige laag meebewegen rond de sinistere figuur, een inktzwart aura van enkele centimeters dik dat schijnbaar alle kleur rondom zich trachtte te absorberen. Met zijn in zijn donkere gelaat opflikkerende, steenkoolzwarte ogen mechanisch de omgeving scannend, kwam het wezen rustig en gelijkmatig recht op de woonst af. Toen de gestalte de betegelde vloer op enkele meters van het venster waarachter ze met stijgende verbijstering alles gadesloegen, had bereikt, namen ze onmiskenbaar een intelligente oogopslag waar, waardoor het in één klap ook vanzelfsprekend werd een hele resem menselijke emoties op de stoïcijnse gelaatsuitdrukking te projecteren. Vanaf het moment dat de indringer Peter door het raam recht in de ogen keek, stond deze laatste verstijfd aan de grond genageld en leken zijn herinneringen zich instant en in sneltempo terug te trekken richting vergetelheid. Door in opperste concentratie met een immense mentale inspanning zijn focus keer op keer weer scherp te stellen, lukte het hem echter met geregelde tussenpozen de opgedane indrukken voor even opnieuw helder in het vizier te krijgen en zo toch hier en daar een flard ervan op te slagen in zijn brein, om het scherpgestelde beeld vervolgens weer onherroepelijk te voelen afglijden. Zo sloeg zijn kortetermijngeheugen slechts fragmenten op, en daardoor kwam het achteraf, wanneer de versplinterde herinneringen achter elkaar werden opgeroepen, over alsof het creatuur zich sneller dan het menselijk oog kan ervaren van de ene plaats naar de andere wist te verplaatsen, en kon je zelfs denken dat er sprake was van teleportatie. Nochtans onderzocht deze, allerminst opgejaagd, in realiteit doodgemoedereerd slenterend, met een doelmatige nieuwsgierigheid alle voor hem blijkbaar vreemde voorwerpen die hij tegenkwam op het overdekte terras. Hoe lang dit zo doorging konden ze aldus niet bevroeden. Na een niet te bepalen tijd ontwaakten ze met z'n drieën uit hun in een vorm van trance beleefde fixatie en merkten ze dat de buitenvloer opnieuw leeg was. Tevens viel meteen op dat de link tussen waarneming en bewustzijn weer helemaal hersteld was.
Hun eerste reflex bestond eruit druk met elkaar in overleg te gaan, hun ervaringen te vergelijken en te zoeken naar mogelijke verklaringen, tot Barbara als eerste de aandacht vestigde op de bewegende vlek in het grasveld waar de achterkant van een zwarte, kwiek op- en neerverende pluimstaart de (al dan niet terechte) illusie wekte dat een ranke, gestroomlijnde viervoeter zich met soepele sprongen in ijltempo van hen verwijderde. Ondanks de veranderde uiterlijke verschijning twijfelden ze er niet aan dat het om dezelfde figuur ging. Ze konden het wezen met hun ogen blijven volgen zolang het zich binnen het schijnsel van de terrasspot bevond alvorens het verdween in de open akkers achter hun terrein waar, ondanks de ondergegane zon, nog een paarsrode gloed, die de nacht een extra schijn van geheimzinnigheid meegaf, vanaf kwam gestraald. Zeker waren ze er niet van, maar ze konden zich niet van de indruk ontdoen dat aan de rand van de lichtkegel, in het soms door een weerkaatsing voor even flauw verlichte donker, een soort vosrode pony had staan wachten die de weglopende gestalte nu huppelend flankeerde zodat ze samen in galop de donkere vlakte in verdwenen. Nadat het drietal nog een dik halfuur sprakeloos de verte in had staan staren zonder iets merkwaardigs te zien verschijnen, diende een nieuw moment van overleg zich aan. Zonder ook maar het minste concreet aanknopingspunt was het enige waar ze op konden komen een eventuele uitbraak uit een dierentuin of circus, al moesten ze toegeven dat deze uitleg niemand ten volle bevredigde. Na zich op de bovenverdieping ervan te zijn gaan vergewissen dat ook Barbara's jongere broers Dan en Mark zich veilig en wel binnen de muren van de woonst bevonden – ze waren, de ganse tijd ongestoord door en onwetend van het hele voorval, nog steeds verdiept in een luidruchtig verlopend , complex gezelschapsspel – schakelden ze dan maar zowel televisie als radio in op een lokale zender, en wachtten ze met tot het uiterst gespannen zenuwen op één of andere desbetreffende duiding van een officiële instantie uit. Tevergeefs zo bleek ver na middernacht, toen ze besloten dat nog langer verbeiden weinig zin had. Ze kwamen zonder veel woorden overeen het voorval zo goed als mogelijk te laten voor wat het was en te proberen zich niet teveel te laten meeslepen door hun verbeelding, een moeilijk te realiseren intentie waarmee ze, hopend op tenminste periodieke vergetelheid en tegelijkertijd niet verwachtend de slaap te kunnen vatten, hun bed opzochten.
Na een rusteloze dag waarin niemand het onderwerp dat op ieders lippen lag echt wilde aansnijden, merkten ze de avond erna omstreeks hetzelfde tijdstip opnieuw beroering in hun tuin op. Nog steeds hyperalert door de recente ervaringen, gierde de adrenaline meteen razendsnel door hun lijf. Met een mengeling van ontzetting, ongeloof en opkomende ergernis bespeurden ze drie personen losjes verspreid over de plaats waar het grasveld overging in het struikgewas. Toen ze, met ingespannen ogen spiedend, Deborah, het immer vriendelijke hulpje dat sinds enkele weken bij de plaatselijke kruidenier in dienst was, herkenden, verliet hun zenuwstelsel evenwel almeteen de overdrivemodus waar het onwillekeurig was ingeschoten, en daalde een voorzichtig gevoel van opluchting over hen neer. Verder zagen ze nog een hen onbekende jongeman met een sportief, groen met geel jasje voor welks ontwerp een typisch Amerikaans baseballjacket als inspiratie had gediend, en een lange magere vrouw met zelfs vanop afstand waarneembare, diepe, strenge rimpels in haar gelaat. Ze droeg nauwsluitende knielaarzen met erboven een wijd, stijf uitstaande pofbroek, wat visueel gereflecteerd werd in haar breedgerande, platte hoed die op dezelfde manier, zij het horizontaal gespiegeld, een eronderuit geperst komende, wilde bos, grijs krulhaar tevergeefs in toom probeerde te houden. Deze laatste gedroeg zich duidelijk alsof ze de leiding had over het kleine team dat klaarblijkelijk bezig was een grondig sporenonderzoek van de omgeving uit te voeren. Op haar aanwijzingen nam de jongeman aan een razend tempo foto's, terwijl Debs minutieus elke morzel grond, elk blad en takje afspeurde, waarbij ze geregeld middenin de gefocuste actie haar bevindingen meedeelde die de oudere vrouw vervolgens haastig neerpende. De O'Connors beslisten meteen duidelijk te maken dat ze hen hadden opgemerkt. Met de bedoeling ze op te schrikken en hopelijk weg te laten vluchten knipperden ze een aantal keer met het buitenlicht, dat ze vervolgens aan lieten, en trokken met zijn allen onder het maken van het nodige kabaal het gras op. De grote vrouw riep snel nog enkele aanwijzingen, wachtte op een paar antwoorden die ze inderhaast in haar noteblock noteerde, en blies een gehaaste aftocht.
Toen speelde zich evenwel in nauwelijks enkele minuten een scene af waarover men in de negentiger jaren best een avondvullende romcom had kunnen schrijven. De oudere vrouw beende, er (weldegelijk gegrond) van uitgaande dat ze door haar jeugdige compagnons op de voet werd gevolgd, kordaat richting doorgang naar de straat aan de zijkant van het huis. Daarvoor moest ze de bewoners passeren, al dacht ze door er flink de pas in te zetten, dezen in het voorbijgaan makkelijk te kunnen ontwijken zonder hen een blik waardig te gunnen. Al sinds het ongerijmde trio hun vertrek ijlings had ingezet, voelde Peter de lucht steeds dikker en zwaarder om zich heen worden, zodat die, toen een confrontatie tussen het ondertussen wat bedremmeld wachtende groepje en de onrechtmatige terreinbetreders nog slechts een kwestie van seconden bedroeg, haast letterlijk knetterde van de opgeladen energie. Een blik om hem heen werpend merkte Peter dat de oorzaak lag bij de overduidelijk aanwezige chemie tussen de jonge fotograaf en zijn dochter. Als een magnetische kracht, alsof toeval geen rol speelt in het menselijke leven en alle feiten door een geheimzinnige draad met elkaar verbonden zijn als een keten, maakte de jongeman zich dan ook los van het tot dan toe quasi militair in V-formatie bewegende gezelschap, week af van de gevolgde koers en trok op Barbara af. Toen hij haar hand vastpakte zag je met een beetje verbeelding een heleboel vonken zich in talloze gensters materialiseren. De jongelui trokken dan ook nog dichter naar elkaar toe en waren al snel omstrengeld in een desperaat overkomende, zorgdragende omhelzing. In een flits zag Peter een potentiële toekomst waarin beiden een lang, kleurloos maar best gelukkig leven in de luwte met elkaar leidden, aan zijn geestesoog voorbijschieten. Toen hij hen, wat van slag, aankeek zoals ze daar op dat moment voor hem stonden, merkte hij vreemd genoeg geen liefde op, wel een bodemloze triestheid gecombineerd met een onmetelijke radeloosheid. Ondertussen trachtten beide kampen, instinctief op hun hoede voor de vermeende vijand, deze instant verbintenis onmiddellijk in de kiem te smoren. Terwijl Wendy aan de schouders van Barbara trok, probeerde het kruideniersmeisje de jongeman mee te sleuren. Aan beide kanten was evenwel hulp nodig van de overgebleven derde om hierin te slagen. Terwijl het hechte koppel als dusdanig met mild geweld uit elkaar werd gerukt, keek Barbara met grote, holle ogen in het niets en riep de jongeman haar aan één stuk door waarschuwingen toe, waaruit viel op te maken dat haar enige kans erin lag onmiddellijk met hem mee te gaan en voor altijd samen te blijven. Hoewel het overkwam alsof de jongeman echt met Barbara inzat, hij haar ten gronde voor een gigantisch gevaar probeerde te verhoeden, en nu de tijd niet kreeg daar dieper op in te gaan, bleek verder niemand – ook Peter niet – voor dit plan te vinden, en werden ze resoluut van elkaar gescheiden. En zo werd een draad der voorzienigheid definitief doorgeknipt. Een lange, dierlijke wanhoopsschreeuw was het laatste dat ze van de jongeman hoorden, en Barbara liet zich uitdrukkingsloos, helemaal leeggezogen door de doorstane sensaties, op de snel afkoelende ondergrond zakken.
Later die avond zette het hele gebeuren Peter echter wel serieus aan het denken, en al spoedig werd hij overvallen door een immense onrust. Eens zijn huisgenoten lang genoeg naar bed waren en het laatste gerucht in huis al een hele tijd uitgestorven was, verliet hij als een dief in de nacht de woning en ging, geleid door een voorgevoel van fataliteit, op zoek naar de bron van de mysterieuze, vaagpaarse gloed die nog steeds zwakjes in de verder inktzwarte lucht hing. Niet veel later schoot Barbara plotseling in haar bed overeind, rillend, bevangen van angst. Net op het moment waarop Peter het contract ondertekende waarmee hij, als enige kans om zijn dochter te redden, het lot bezegelde van zijn eerstgeboren kleinkind, had ze gemeend een koude adem over haar lichaam te voelen strijken.

Reacties
Een reactie posten